*

Korting voor forumleden. Klik hier voor meer informatie.

Auteur Topic: determinatie van munten  (gelezen 7429 keer)

kuls

  • 10+ Berichten
  • **
  • Berichten: 25
determinatie van munten
« Gepost op: november 07, 2009, 20:33:21 pm »
voor wie hem nog niet kent hier een link voor determineren van munten

 http://www.nederlandsemunten.nl/van_de_chijs/deel_1.htm
groetjes
kuls
« Laatst bewerkt op: februari 23, 2023, 10:47:23 am door JozefHerman »
zoekt met een garret ace 250 csi

Kampen

  • 250+ Berichten
  • *****
  • Berichten: 281
  • Libertas Vita C(H)Arior Hobby is n kostbaar Bezit
Re: determinatie van munten
« Reactie #1 Gepost op: november 09, 2009, 17:01:38 pm »
Hallo;

Jammer dat ze zo niet uit grond komen he zo zuiver
trouwens n fijne Site goed overzichtelijk.
N Dag geen hobby hebben is n verkeerde !alle begin is moeilijk
Wees gegroet volgend jaar beter?

Kadan

  • Gast
Re: determinatie van munten
« Reactie #2 Gepost op: november 13, 2012, 16:53:33 pm »
http://www.forumancientcoins.com/

Roman Coins
Greek Coins
Judaean & Biblical Coins
Byzantine Coins
Other Coins
Antiquities

Kadan

  • Gast
Re: determinatie van munten
« Reactie #3 Gepost op: november 13, 2012, 16:55:27 pm »
http://www.wildwinds.com/

    Roman
    Greek
    Byzantine
    Celtic
    English (hammered)

Kadan

  • Gast
Re: determinatie van munten
« Reactie #4 Gepost op: november 13, 2012, 16:56:18 pm »

Kadan

  • Gast
Re: determinatie van munten
« Reactie #5 Gepost op: november 13, 2012, 16:57:22 pm »
http://www.coinscatalog.com/search.php

Welcome to CoinsCatalog.com.

The site is designed as an extensive free online reference of Ancient Roman coins. The catalog incorporates a sophisticated search engine for easy coin identification, as well as detailed information and images of the various coins.

Our goal is to provide coin collectors, history buffs, and anyone that shares our fascination and interest in the Ancient World with an extensive collection of numismatic data, ancient history and art.

We are glad to present the first stage of our project - an extensive reference of Roman Imperial Coinage. We're currently working on improving the Roman Coins Catalog by adding new entries on a daily basis. The complete version of the catalog will contain separate sections for Roman Republican, Roman Provincial and Byzantine Coinage as well.

Kadan

  • Gast
Re: determinatie van munten
« Reactie #6 Gepost op: november 13, 2012, 17:07:34 pm »
http://www.roman-imperial-coins.com/

HISTORICAL CATALOG
OF ROMAN COINS

Kadan

  • Gast
Re: determinatie van munten
« Reactie #7 Gepost op: november 13, 2012, 17:11:24 pm »
http://www.dirtyoldcoins.com/Roman-Coins.html

ROMAN AND BYZANTINE COIN DATABASES

Roman Imperial database. 10,000 of the most common Roman Imperial coins.

Roman Imperial legends database Partial legend search utility for both obverses and reverses.

Byzantine database A database to help identify and attribute Byzantine coins.

Kadan

  • Gast
Re: determinatie van munten
« Reactie #8 Gepost op: november 13, 2012, 17:12:28 pm »
http://www.mcsearch.info/index.html

the Medieval and Modern Coin Search Engine

Kadan

  • Gast
Re: determinatie van munten
« Reactie #9 Gepost op: november 13, 2012, 17:31:11 pm »
http://www.muenzauktion.com/

Eigenlijk een veilingsite maar erg handig voor de dtm.

Kadan

  • Gast
Re: determinatie van munten
« Reactie #10 Gepost op: november 13, 2012, 17:32:00 pm »
http://www.knm.nl/Historische-munten/nl/page/196/

Maakt u kennis met onze prachtige collectie munten uit de Griekse en Romeinse oudheid, de tijd van de Zeven Provinciën tot munten van Willem I, II, III en onze koninginnen Wilhelmina, Juliana en Beatrix.

Kadan

  • Gast
Re: determinatie van munten
« Reactie #11 Gepost op: november 13, 2012, 17:37:52 pm »

Kadan

  • Gast
Re: determinatie van munten
« Reactie #12 Gepost op: november 13, 2012, 20:56:55 pm »
(van een mooie site http://www.egmp.nunaar.be/)
www.egmp.nunaar.be/artikels/Rekenmunt.pdf

Albertijn: 79 % goud 2,9 g 22 mm 1600 50 stuiver.
Zie hoofdstuk 7 en 2de deel. Hij werd geslagen in Antwerpen, Brugge en
Brussel in het begin van de regering van Albrecht en Isabella met als waarde 2/3
van de dukaat.
Andriesgulden: 79 % goud 3,4 g 23 mm 1466 tot 1571 42 groten.
Zie hoofdstuk 4 en 1ste tabel. Dit muntstuk bevat verder 17 % zilver en 4 %
koper en wordt Bourgondische gulden genoemd.
Blamuser: 58 % zilver 2,6 g 27 mm 1616 3 stuiver.
Zie hoofdstuk 7. Dit is het drie stuiverstuk of halve schelling uit de muntslag van
Albrecht en Isabella.
Botdrager: 54 % zilver naar 48 % biljoen van 4,3 g naar 3,8 g 32 mm 1364 tot 1439
2 Vlaamse groten.
Zie hoofdstuk 3. Hij had aanvankelijk de waarde van 2 leeuwengroot en werd
ook helmdrager genoemd. In Brabant noemde men hem Brabantse plak. De
voorzijde van de munt vertoont een zittende leeuw met een tornooihelm getooid.
Bourgondische gulden: zie Andriesgulden.
Bourgondische kruisdaalder: 89 % zilver 26,4 g 40 mm 1567-1570 32 stuiver.
Hij kan beschouwd worden als de voorloper van de patagon.
Brabantse plak: zie botdrager.
Braspenning (nieuwe): 42 % 1,7 g 24 mm 1569-1572 1 1/4 stuiver.
Benaming die in het begin van de 15de eeuw werd gegeven aan een muntstuk
van 40 % biljoen en 2,8 g gewicht ter waarde van 1 groot. In de eerste helft van
de 16de eeuw was er de Johannesbraspenninck ter waarde van 3 groten. Op het
einde van de 16de eeuw was deze nieuwe braspenning de naam voor 1/40
Philipsdaalder. Onder Albrecht en Isabella was het 1/16 van de gulden of 1
stuiver en 1 oord. Tegelijk werd toen op 23 november 1600 d'oude
braspenninck ten pryse van eenen stuyver ende twee zeskins gebillionneert.
Briquet: zie vuurijzer.
Bryman: Brabants zilveren muntstuk van 2,75 g geslagen op het einde van de
regering van Joanna en Wenceslas.
Carambole: was een munt die in 1685 bij de ordonnantie van de koning van
Frankrijk tijdens de successieoorlog werd geslagen ten behoeve van de soldaten.
Deze Franse munt was alleen toegelaten in Vlaanderen en Artois en verboden in
Frankrijk. Hij woog 37,3 g met 86 % zilvergehalte en kreeg een waarde van 4
pond. De zilverinhoud van deze munt kwam overeen met onze ducatons, want
Lodewijk XIV kon zich niet veroorloven zijn soldaten met minderwaardig Frans
geld te betalen. Zijn officiële benaming was écu de flandres. Met zijn 42 mm
diameter was deze munt een van de grootste uit zijn tijd, groot genoeg om mee
te biljarten. Of komt de naam alleen maar van het terugkaatseffect dat de Franse
koning uiteindelijk in eigen land ondervond tengevolge de introductie van deze
munt?
Carolusgulden (gouden): 58 % goud 2,9 g 23 mm 1509-1556 20 stuiver.
Zie hoofdstukken 1 en 4 en de 1ste tabel. Hij bevat 58,3 % goud 31,2 % zilver
en 10,5 % koper.
Carolusgulden (zilveren): 83 % zilver 22,15 g 35 mm 1521-1556 20 stuiver.
Zie hoofdstukken 1 en 4. Het is de eerste zilveren munt in Brabant waar op de
voorzijde de beeldenaar van de vorst prijkt. De eerste slag van deze Carolusgulden
woog zelfs 22,9 g
Clinckaert: 71 % goud naar 66 % 3,6 g naar 3,2 g 30 mm 1426-1432 20 stuiver.
Zie hoofdstuk 6 en eerste tabel. Hij werd ook Brabants gouden schild genoemd.
De benaming wijst op de heldere klank, die het gevolg is van het zwak gehalte.
Compagnon: 72 % zilver 3,85 g 27 mm 1337-1343 1 groot.
Zie hoofdstuk 3. Deze gezel of compagnon was een variatie van de leeuwengroot.
Hij werd geslagen door Brabant, Vlaanderen, Holland en Gelderland ter
waarde van 12 denier swerte.
Cromstaert: 44 % zilver 3,6 g 30 mm 1418-1428 2 groten.
Zie hoofdstuk 3. De leeuw op de voorzijde met zijn gekromde staart gaf de naam
aan dit zilverstuk.
Daalder: zie bourgondische kruisdaalder, Philipsdaalder, prinsendaalder en
statendaalder.
Denier: dit muntstuk evolueerde van 1 g in de 12de eeuw tot de helft 200 jaar later.
Evenzo was zijn zilvergehalte gehalveerd. De denier parisis woog in 1305 nog
1,15 g met 43 % zilver.
Drielander: 48 % biljoen 3 g 31 mm 1415-1427 2 groten.
Zie hoofdstuk 4. Hij was geldig in Brabant, Henegouwen en Holland.
Duit: zie hoofdstukken 5 en 8. Men sloeg te Antwerpen tussen 1558 en 1572 bijna
800.000 van deze biljoenmuntjes, die men negenmanneke heette, omdat ze 9
Brabantse myten of 1/8 stuiver waard waren. Ook te Brugge werden er rond die
tijd 150.000 duitjes of zeskins in biljoen geslagen. De volgende duitjes waren
geheel uit koper en dat bleef zo gedurende heel de 17de en 18de eeuw.
Dukaat: 99 % goud 4,8 g 23 mm 1599 75 stuiver.
Zie hoofdstuk 7 en tweede tabel. In Nederland werd de dukaat met de staande
ridder met de zeven pijlen (dat zijn de 7 provinciën) eeuwenlang als de
belangrijkste goudmunt gebruikt, vooral voor de handel met Rusland.
Ducaton: 94 % zilver 32,5 g 40 mm 1618-1754 60 stuiver.
Zie hoofdstuk 7 en tweede tabel.
Engel: 99 % goud 5,1 g tot 4,5 g 33 mm tot 29 mm 1322-1427 60 groten.
Zie hoofdstuk 6. Het was oorspronkelijk een Engels goudstuk, dat in onze
gewesten geïmiteerd werd.
Flanders: 99 % goud 4,2 g 30 mm 1369-1370.
Dit mooie goudstuk werd, zoals de benaming doet vermoeden, alleen in
Vlaanderen geslagen gedurende slechts 2 jaar, maar dan wel 680.000 stuks.
Florijn: zie gulden. De Florentijnse florijn had bij zijn eerste slag in 1252 in
Florentië een waarde van 1 pond. Men sloeg toen ook aldaar een zilveren florijn
van 2,1 g ter waarde van 1/20 van de gulden florijn.
Frank te paard: zie rijder.
Gezel: zie compagnon.
Griffoen: 46 % biljoen 3,3 g 28 mm 1487-1488 2 stuiver.
Op de voorzijde van het muntstuk staan twee griffoenen afgebeeld.
Groot: uitgebreid behandeld in de hoofdstukken 3 en 5.
Gulden: uitgebreid behandeld in hoofdstukken 4, 5 en 8.
Gouden helm: 99 % goud 6,9 g tot 6,7 g 36 mm 1368 54 groten.
In 1368 werden er 336.000 van deze munten geslagen in Gent met goud van
hersmolten oude nobels, schilden, rijders en mottoenen.
Helmdrager: zie botdrager.
Sint-Jansgulden: 99 % goud 3,4 g 20 mm 1312-1355 12 groten.
Zie hoofdstuk 4. Ook in 1419 werden er te Brussel nog Jansguldens geslagen,
maar op een gewijzigde muntvoet.
Sint-Janspenninck: 55 % zilver 4,8 g 34 mm 1409-1419 2 groten.
Bovenstaande gegevens tellen voor de dubbele Janspenning van 1419 uit
Brabant. De enkele janspenning had dus een waarde van 1 groot.
Johannesbraspenning: zie braspenning.
Jangelaer: 42,5 % biljoen 2,1 g 25 mm 1386 1 groot.
Dit stuk werd alleen in Vlaanderen geslagen en werd ook voetdrager genoemd,
omdat de adelaar uitgebeeld wordt bovenop twee wapenschilden, die hij met zijn
voeten vasthoudt.
Karolusgulden: zie Carolusgulden.
Klinkaert: zie clinckaert.
Korte: koper 1,8 g 18 mm 1543 1/24 stuiver.
Zie hoofdstukken 4 en 5. Dit muntstuk was de eerste pasmunt uit onze gewesten,
die geheel in koper werd geslagen. Het was ook de eerste maal dat de beeldenaar
van de vorst op een munt prijkte en het was eveneens de eerste gezamenlijke
pasmunt voor Brabant en Vlaanderen. Er volgde ook nog een korte met de
beeldenaar van Philips II en eveneens een statenkorte, maar in de 17de eeuw
kwamen oord en duit in de plaats.
Krabbelaar: zie vlieger.
Kromstaart: zie cromstaert.
Gouden kroon: 88 % goud 3,4 g 26 mm 1614-1642 72 stuiver.
Ook in de 16de eeuw werden er onder Karel V en Philips II en de hertog van
Anjou kronen geslagen naar Frans voorbeeld en die daarom zonnekronen
werden genoemd. Zie bij zonnekroon.
Zilveren kroon: 87 % zilver 29,5 g 40 mm 1755-1794 56 stuiver.
Zie hoofdstuk 7 en de tweede tabel. Met nagenoeg dezelfde muntvoet en gewicht
als zijn voorganger de patagon, vertoonde hij van Jozef II af op de voorzijde het
hoofd van de vorst.
Kruisdaalder: zie bourgondische kruisdaalder.
Labaye: 35 % zilver 2,9 g 31 mm 1429 2 groten.
Deze dubbelgroot werd te Leuven geslagen cm vertoonde twee dubbelschilden:
Brabant - Bourgondië en Brabant - Limburg.
Gouden lam: zie mottoen.
Gouden leeuw: 98 % naar 96 % goud 5,4 g naar 4,2 g 33 mm 1364-1585.
Zie hoofdstuk 6 en de eerste tabel. Niettegenstaande het gewicht van deze munt
stelselmatig daalde is de waarde even stelselmatig gestegen: in 1363 40 groten,
in 1409 60 groten tot 1644 5 gulden.
Zilveren leeuw: zie botdrager.
Gouden leeuw van de Brabantse omwenteling: 92 % goud 8,3 g 25 mm 1790.
Dit muntstuk had een waarde van 14 gulden.
Zilveren leeuw van de Brabantse omwenteling: 87 % zilver 32,8 g 41 mm.
Zie hoofdstuk 7. Dit muntstuk werd in 1790 geslagen en kreeg als waarde 70
stuivers.
Leeuwengroot: 66 % tot 60 % zilver 28 mm 1365-1370 1 groot.
Zie hoofdstuk 3. Dit Vlaamse muntstuk werd nooit in Brabant nagebootst.
Leliaert: 41 % zilver 1,7 g 25 mm 1387 1 groot.
Ook deze groot was een zuiver Vlaamse muntslag.
Leuvense peter: 99 % naar 87 % goud 4,1 g naar 3,3 g 29 mm 1380-1430.
Zie hoofdstuk 6 cm en de eerste tabel. Dit muntstuk ter waarde van 48 groten
was dan weer een zuivere Brabantse aangelegenheid. Tussen 1427 en 1431 werd
er te Leuven ook een zilveren peter geslagen in biljoen (44 % zilver) met als
gewicht 2,7 g
Leuvense toren: 99 % goud 4,05 g 29 mm 1393-1394.
Zie hoofdstuk 6. In die zelfde periode werd er te Leuven ook een zilveren toren
geslagen.
Maille: 4 % biljoen 0,47 g naar 0,26 g 11 mm 1156-1300 1/24 groot.
Zie hoofdstuk 2. De maille is het Vlaamse muntstuk dat overeenkomt met de
Brabantse obool. Maille en obool zijn beiden in de zilveralliage gelijkgesteld
met 1/2 denier. Zuiver zilver is zilver van 12 denier of 24 obool (of 24 mailles),
waarbij 1 obool of maille gelijk is aan 12 grein.
Mottoen: 99 % naar 81 % goud 4,7 g 31 mm 1346-1384 28 groten.
Zie hoofdstuk 6. Het paaslam of agnel werd in Frankrijk reeds geslagen in 1266.
Myte: 3 % biljoen 0,6 g 17 mm 1386-1556 1/24 groot.
Op het einde van de 16de eeuw werden er 100 % koperen myten geslagen.
Negenmanneke: zie duit.
Gouden nobel: 99 % tot 96 % 7,6 g tot 6,8 g 34 mm 1387-1488 102 groten.
Zie hoofdstuk 6 en de eerste tabel. In Brabant werd de nobel schuitken genoemd
(zie: schuitken).
Obool: uitgebreid behandeld in hoofdstuk 2.
Oord: Dit koperen muntje werd voor het eerst in 1580 in onze gewesten geslagen.
Tussen 1589 en 1593 werden er in Brabant 12.000 oordjes geslagen in zwak
zilver of biljoen. En tussen 1614 en 1617 werden er onder Albrecht en Isabella
eveneens kleine oordjes van 0,7 g en 30 % zilver geslagen. De volgende oordjes
waren alle uit koper.
Patagon: 87,5 % zilver 28 g 42 mm 1612-1711 48 stuiver.
Zie hoofdstuk 7 en de tweede tabel. Hij werd ook zilveren soeverijn genoemd.
Pauwenschelling: 58 % zilver 5,26 g 32 mm 1616-1621 6 stuiver.
Zie hoofdstuk 7. Dit zilverstuk dankt zijn naam aan de gekroonde pauw met het
wapenschild op de voorzijde.
Peter: zie Leuvense peter.
Philipsdaalder: 83 % zilver 34 g 43 mm 1517-1577 30 stuiver.
Zie hoofdstuk 7. Het paste bij het respect dat Philips II opeiste dat de munt met
zijn beeltenis groter en zwaarder moest zijn dan de Bourgondische kruisdaalder.
Philipsgulden: 67 % goud 3,3 g 25 mm 1496-1520 24 stuiver.
Zie hoofdstuk 4 en de eerste tabel. Dit muntstuk bevatte 67 % goud 27 % zilver
en 6 % koper.
Philipusclinckaert: zie clinckaert.
Sint-Pietersgroot: 94 % zilver 3,9 g 27 mm 1312-1355 1 groot.
Deze pieterman werd natuurlijk te Leuven geslagen.
Sint-Pietersgulden: goud 3,5 g 1420-1422 20 stuiver.
Hij had de muntvoet van de rijnsgulden.
Pistool: Spaans goudstuk van ongeveer 6 g ter waarde van 2 Franse kronen.
Pistolet: Spaans goudstuk met als waarde de helft van het pistool.
Plak: of Brabantse plak: zie botdrager.
Plaket: 54 % zilver 2,7 g 24 mm 1758-1789 3 1/2 stuiver.
Een stuk van 14 oorden is wel de eigenaardigste denominatie uit de Belgische
numismatiek, waar de reeksen gewoonlijk opgebouwd waren met viervoud -
dubbel - enkel - half - vierde, enz.
Pricsken: 20 % biljoen 0,8 g 19 mm 1429-1430 1/4 groot.
Een Leuvense munt, waarvan er 100.000 werden geslagen.
Prinsendaalder: 88,5 % zilver 29 g 40 mm 1583.
Als tegenhanger van het Spaanse zuiden sloegen onze noorderburen van 1583 af
een daalder met de afbeelding van prins Willem van Oranje. In 1621 werden
deze daalders getarifeerd op 2 1/2 gulden, welke waarde in Nederland nog
steeds rijksdaalder genoemd wordt.
Gouden reaal: 99 % goud 5,35 g 28 mm 1521-1577 60 stuiver.
Zie hoofdstuk 6 en de eerste tabel. In 1359 sloeg men in Vlaanderen reeds een
reaal van 3,7 g met hoog gehalte en nagebootst op de gelijknamige Franse munt.
In 1487 sloeg men de grote reaal van Oostenrijk, met zijn 14,9 g de grootste
gouden munt uit die eeuwen.
Zilveren reaal: 90 % zilver 3 g 28 mm 1499-1556 3 stuiver.
De reaal was oorspronkelijk een Spaans muntstuk.
Robustusdaalder. Deze werd geslagen te Antwerpen in 1585 tijdens de korte
onafhankelijkheid van dit gewest tegenover de Spaanse bezetter en wordt
daarom ook statendaalder genoemd. Op de voorzijde prijkt het leeuwenschild
met de letter B (Brabant) en op de keerzijde een geharnaste krijger met als
omschrift Confortare esto robustus.
Rozebeker: 48 % biljoen 2,35 g 26 mm 1384 1 groot.
Zie hoofdstukken 3 en 4. Deze conventiemunt, geldig in Brabant en Vlaanderen,
was een eerste Bourgondische poging om eenheid te brengen tussen de
verschillende munten van onze gewesten. In die periode sloeg men te Leuven en
Mechelen ook een gouden rozebeker van bijna 5 g.
Rijder: 97 % goud 3,85 g naar 3,5 g 29 mm 1361-1467 50 groten.
Zie hoofdstuk 6 en de eerste tabel. Hij werd ook cavalier of frank te paard
genoemd. Dit in tegenstelling met de frank te voet die in Frankrijk werd
geslagen en die een staande ridder uitbeeldde.
Rijnsgulden: de guldens die in ons land werden geslagen, richtten zich meestal op
de rijnsgulden, zodat gehalte en gewicht weinig afweken en de waarde nagenoeg
steeds dezelfde was.
Schelling: 58 % zilver 5 g 25 mm 1583-1753 6 stuiver.
Zie hoofdstukken 2 en 5 en de tweede tabel. In 1583 sloeg men te Brugge de
leeuwenschelling met 3 cm diameter en 6,6 g wegend in 42 % biljoen.
Gouden schild: 98 % goud 4,5 g 31 mm 1338-1384 50 groten.
Zie hoofdstuk 6. Hij wordt ook gouden stoel genoemd. In de 15de eeuw werden
de nieuwe gouden schilden van zulk zwak gehalte geslagen, dat men ze klinkaert
noemde.
Schuytken: goud 3,4 g 28 mm 1488-1584 67 groten.
Zie hoofdstuk 6 en de eerste tabel. Deze halve nobel werd ook de Brabantse
nobel genoemd.
Soeverijn: 98 % goud 5,2 g 28 mm 1612-1790 120 stuiver.
Zie hoofdstuk 7 en de tweede tabel. De soeverijn was oorspronkelijk een
Engelse munt, die aldaar in 1489 voor de eerste keer werd geslagen.
Statendaalder: zie robustusdaalder.
Sterling: 27 % biljoen 1,45 g tot 1,06 g 19 mm 1273-1355 1/3 groot.
Deze munt werd uitvoerig behandeld in hoofdstuk 3.
Gouden stoel: zie gouden schild.
Stoter: 42 % biljoen 3,4 g 25 mm 1599-1602 2 1/2 stuiver.
De stoter was 1/8 gulden of 2 braspenning.
Stuiver: 48 % biljoen 3,4 g 28 mm 1433-1790.
Zie hoofdstukken 4, 5 en 8. In 1614 woog hij nog 1,9 g in 25 % biljoen.
Swerte penning: 20 % biljoen 1 g 1299 1/12 groot.
Zie hoofdstukken 2 en 5. Het betreft dus de Vlaamse denier ... of wat er nog van
overbleef ... zeer klein en ook zeer laag gehalte.
Tarelares: zo noemde men de braspenning in het graafschap Namen.
Thuyne: of de groot van het graafschap Henegouwen. Tijdens het bewind van Jan
IV werden er ook thuynen in Brabant geslagen.
Torre: zie Leuvense toren.
Vlieger: 62 % zilver 6,15 g 34 mm 1536-1558 4 stuiver.
Hij werd zo genoemd omdat de voorzijde de dubbele adelaar weergeeft.
Tournoois: Frans biljoenstuk van Philips de Schone, hier ten lande nagebootst
tijdens hertog Jan II. Tengevolge zijn laag gehalte kreeg hij al snel de naam
swerten tournoois.
Gulden vlies: 99 % goud 4,5 g 28 mm 1496-1516 50 stuiver.
Zie hoofdstuk 6 en de eerste tabel. In 1499 werd er ook een zilveren vlies
geslagen ter waarde van 3 stuiver wegende 3,35 g met 88 % gehalte.
Vuurijzer: 40 % zilver 2,8 g 26 mm 1474-1492 1 stuiver.
Zie hoofdstuk 3. Het vuurijzer was het persoonlijk embleem van Philips de
Goede. Zelfs de keten van het Gulden Vlies, de ridderorde, die hij in 1430
stichtte, bestond uit schakels van in elkaar gehaakte vuurijzers. Door middel van
het vuurijzer kon men tegen een vuursteen vonken slaan, die de inhoud van de
tondeldoos deed ontvlammen.
Zeskin: is de Vlaamse duit ter waarde van 6 Vlaamse myten.
Zonnekroon: 93 % goud 3,41 g 25 mm 1540-1586 42 stuiver.
Zie hoofdstuk 6. Deze munt werd voor het eerst in Frankrijk geslagen in 1475.

Kadan

  • Gast
Re: determinatie van munten
« Reactie #13 Gepost op: november 13, 2012, 21:01:32 pm »
Angelot: Engels goudstuk ter waarde van 2/3 van de rozenobel met de afbeelding
van de aartsengel Michael. In 1469 6 sc 8 d, in 1520 9 1/2 sc, in 1599 5 gulden
en in 1644 6 1/2 gulden.
Arendsschelling: met de afbeelding van de rijksadelaar, geslagen in de steden van
Overijsel.
Arnoldusgulden: gouden munt van hertog Arnold van Gelre (1423-1465) van laag
gehalte in 1516 slechts 2 sc 5 d gr waard. Werd in de 15de en 16de eeuw in
Oost-Friesland als rekenmunt gebruikt waar hij de helft van de rijnsgulden
waard was.
Beiersgulden: goudgulden met Johannes de Doper van Jan van Beieren, ruwaard
van Henegouwen en Holland.
Braamse: een zeer kleine munt slechts langs een zijde geslagen in de 15de en 16de
eeuw gebruikt in Overijsel als 1/64 van de stuiver.
Butken: 1/2 stuiver in Overijsel, Groningen en Friesland in de 15de en 16de eeuw.
Clemmersgulden: gouden munt van Gelderland geslagen ten tijde van hertog Karel
van Egmond (1492-1543).
Cruzaat: Portugees goudstuk met nagenoeg dezelfde waarde als de Spaanse dukaat
gevalideerd tegen 6 1/2 sc in 1509 oplopend tot 2 gd 1 st in 1553 en 3 1/2 gd in
1607 en 4 gd in 1644. Er bestond ook een grote crussart van 7 in 't marc en met
hoog gehalte ter waarde van 35 gd in 1599 en 39 gd 11 st in 1611.
Davidsgulden: goudgulden van David van Bourgondië, bisschop van Utrecht (1455-
1496) ter waarde van 4 sc 4 d in 1525 oplopend tot 1 gd 4 st in 1539 en 1 gd 6 st
in 1553.
Ernestus: zilveren muntstuk van Luik met een gehalte van 0,625 en een gewicht van
2 sterling 30 as uit het begin der 17de eeuw met in 1611 een validering van 5
stuiver.
Hornsgulden: goudmunt van Jan van Horn van Luik (1483-1505) met een zeer
zwak gehalte, waarbij het zilver zo overvloedig aanwezig was dat er nauwelijks
een goudkleur overbleef. Hij woog 1 sterling 17 1/4 as en werd in 1539
gevalideerd tegen 11 1/2 stuiver.
Knapkoek: of postulaatgulden met een laag goudgehalte door postulaat Rudolf van
Diepholt (1423-1432) en bisschop van Utrecht (1432-1455) met een afbeelding
van een staande heilige bisschop, zodat hij door het volk de bijnaam verwierf
van knapkoek. Wij zouden nu spreken over een speculoos ventje. Dit manneke
had een waarde van 1/2 rijnsgulden.
Kopken: populaire benaming van de zilveren 1 penning stukken van de Hollandse
graven Floris IV en Floris V in de 13de eeuw.
Spaanse matten: uit het liedje van de Zilvervloot. Was de benaming voor de
Spaanse 8 realen stukken met op beide zijden wapenschilden.
Peerdeke: het eerst geslagen door hertog Karel van Gelre met als afbeelding een
vorst te paard. Het was een zilveren munt ter waarde van 1/4 snaphaan en sinds
het einde der 16de eeuw, ter waarde van 1 1/2 stuiver.
Rozenobel: Engels goudstuk geslagen van 1465 tot 1625 met een zeer hoog
goudgehalte en een gewicht van 5 sterling gevalideerd tegen 10 sc in 1469 en 13
sc in 1495 en 14 sc 3 d in 1520 en 4 gd 5 st in 1539 en 5 gd in 1559 en 8 gd 2 st
in 1607 en 11 gd in 1690.
Saluut: een gouden munt door Hendrik VI van Engeland tussen 1421 en 1443
geslagen als koning van Frankrijk in het door zijn troepen bezette gedeelte. Hij
had een waarde van 6 sc 3 d in 1509 en 1 gd 18 st in 1526 en 2 gd 4 st in 1559.
Schrikkelberger: is de Nederlandse benaming voor de Saksische Engelgroschen,
geslagen uit het zilver van de Schreckenberg. In 1539 staan ze gevalideerd op 4
stuivers.
Snaphaan: is een zilveren munt met de afbeelding van een rijdende hertog in 1509
geslagen door hertog Karel van Gelre. Later ook in Luik, Holland en Friesland
geslagen. In 1539 gevalideerd voor 10 groten.
Testoen: een zilveren munt met de kop van de vorst, voor het eerst geslagen in
Milaan in 1474 en daarna in heel West-Europa nagebootst.
Wilhelmusschild: gouden schild van Willem VI van Holland geslagen van 1411 tot
1417 en tot in de 16de eeuw in de Nederlanden in omloop.
Zest'half: is de populaire benaming voor de in de 18de eeuw veelvuldig
circulerende ruiterschellingen van 1690, waarvan de koers in 1692 van 6 op 5
1/2 stuiver verlaagd was.

Kadan

  • Gast
Re: determinatie van munten
« Reactie #14 Gepost op: november 13, 2012, 21:05:30 pm »
1 gulden = 20 stuivers = 80 oorden = 1 pond artoois
5 oorden = 1 braspenninck
4 oorden = 1 stuiver = 1 schellinck artoois
3 oorden = 1 blank
2 oorden = 1 halve (hellinck)
1 1/3 oord = 1 plecke Brabants
1/2 oord = 1 duit = 1 negenmanneke (of 9 Brabantse myten)
= 1 zeskin (of 6 Vlaamse myten)
1/3 oord = 1 denier artoois