An iron age axe. It came after the bronze axe. In all time ages was de axe the chopper for all in that time farmers labour work,
and also a killer instrument, a weapon that has crushed many hero's head.
Een ijzertijd bijl. Deze aks kwam na de bronzen kokerbijl of hielbijl en was voor de vele keutelboeren in ons toendertijd genaamde
waterland en geen Holland een goed werktuig voor de beginnende in de kinderschoenen staande landbouw.
Ernaast brachten de Romeinen vele nieuwtjes met zich mee die ze hier zeer goed konden gebruiken.
Er kwamen vele nieuwe technieken. Een van hen was de landbouw ploeg met de ossen ervoor. De ijzeren messen
onder deze ploeg drongen dieper de grond in en werd er beter omgezet zodat de oogst beter gedijde.
Ernaast heeft de aks ook andere doeleinde gekend waaronder de strijdbijl die als consumptie vele hoofden deed doorklieven.
Kortom een artikel wat je zékers kon gebruiken in die rumoerige tijden van....
De historici (geschiedkundigen) houden zich bezig met en bestuderen het verleden van de mens.
Ze proberen dit te beschrijven en te begrijpen.
De gegevens waarover historici beschikken, kunnen we verdelen in twee groepen:
- Ongeschreven bronnen, zoals tekeningen op rotswanden, opgegraven gebruiksvoorwerpen (bijvoorbeeld bijlen) en graven van mensen. Opgravingen leveren nog steeds nieuwe gegevens op.
- Geschreven bronnen, zoals oude oorkonden, opschriften op gevels en geschriften van geschiedschrijvers uit vroeger eeuwen.
Een bekende Romeinse geschiedschrijver was Tacitus, die ook over de Germaanse stammen in Nederland heeft geschreven.
Zolang we over een periode alleen maar beschikken over ongeschreven bronnen, spreken we nog niet van geschiedenis, maar van voorgeschiedenis of prehistorie. De grens tussen "prehistorie" en "historie" is moeilijk te trekken.
Aan de hand van het materiaal waaruit de voornaamste gebruiksvoorwerpen vervaardigd zijn, deelt men de prehistorie als volgt in:
I Het Stenen Tijdperk
II De Bronstijd
III De IJzertijd
Het Stenen Tijdperk In de oudste tijden leefden onze voorouders als nomaden.
Een vaste woon- of verblijfplaats hadden ze niet. De jacht en de visvangst voorzagen
in hun levensbehoefte; voedsel en kleding. Als men erin slaagde de grond te bebouwen,
vestigde men zich voor langere of kortere tijd in een vruchtbare streek. Men ging ook zorgen
voor een min of meer deugdelijk onderdak en zo ontstonden dorpen. De boeren hadden ook
vee; schapen, geiten en zwijnen. Nog weer later vond men in zo'n dorp ambachtslieden,
die in ruil voor voedsel en dierenhuiden allerlei gebruiksvoorwerpen vervaardigden, zoals
speerpunten, werktuigen om de bodem te bewerken, schalen en onder andere kommen.
In de Steentijd, die we kunnen onderverdelen in de Oude-, Midden- en Nieuwe-Steentijd,
vond omstreeks 4500 voor Christus een belangrijke verandering plaats: De jagers-verzamelaars
werden boer. In dorpen woonden ze bij elkaar in grote huizen van 25 a 30 meter lang en 5 a 6
meter breed. Gezin en vee zaten onder een dak, wat de grootte van de gebouwen verklaart.
De huizen lagen op het zuidoosten met de lange zijwanden werden de heersende winden opgevangen.
De wanden waren gemaakt van takken en dichtgesmeerd met vettige loss. In Nederland is het
meest bekende volk van de Steentijd de Hunebedbouwers. Het volk legde dwars door de venen
wegen aan van gekloofde boomstammen (veenbruggen). Het veen was voor de boeren een wereld
van mag