Materiaal: BRONS.
Lengte: 4CM
Periode: 2E-3E EEUW A.D.
Plate zoomorphic
2nd-3rd century
These were made in a number of designs such as dogs, hares, cockerels, dolphins, flies, birds, fish and horses. Animal brooches in particular are found on religious sites. Many horse and rider brooches have been found at temple sites indicating a cult significance.
Dwars door het stukje laagland wat nu Nederland heet, liep tweeduizend jaar geleden de noordgrens van het Romeinse Rijk.
Germania Inferior, waar Nederland deel van uitmaakte, werd bewoond door Friezen, Cananefaten, Bataven en nog een
aantal verwante stammen. Zij vielen onder de noemer Kelten en Germanen, en vormden de inheemse bevolking.
Met de komst van de Romeinen veranderde er veel, onder meer in de voeding. Tussen het jaar 50 en het jaar 250 - de
bloeitijd van de Romeinen in deze streken - zijn de Romeinse invloeden heel herkenbaar. Verschillende ingrediënten en
recepten werden toegevoegd aan de inheemse eetgewoonten. Die bestonden uit 'veel bier en veel vlees', zoals een
antieke schrijver opmerkte.
Romeinse recepten zijn beschreven door verschillende Romeinen. De bekendste is de vierde-eeuws kok die Apicius
genoemd werd. Apicius was een bijnaam voor een goede kok, zoals de schrijver van dit werk moet zijn geweest.
De echte Apicius, een rijke fijnproever, leefde in de eerste eeuw. De recepten zijn heel anders opgesteld dan tegenwoordig.
Want: Apicius schreef voor collega-koks en die weten zelf wel de hoeveelheden van de ingrediënten te bepalen.
Wie dus een recept wil gebruiken, zal zo af en toe een forse gok moeten wagen. Gelukkig zijn er veel bekende koks
die de romeinse keuken kennen en ook waarderen om zijn culinairen smaak.
Door de contacten met de overwonnen en bevriende volkeren werd de Romeinse keuken steeds uitgebreider.
Tegen de tijd dat de Romeinse noordgrens door Nederland liep, was deze keuken er één voor lekkerbekken.
Mee naar het koude noorden kwamen bijvoorbeeld konijnen en kippen. Deze diertjes lijken inheems, maar zijn
dat dus niet! En geen Romein kon een smakelijk maal bereiden zonder een scheutje garum, een sterk en zout
smakende vissaus. Ook veel - oosterse - kruiden en veel groenten uit het oosten en zuiden zijn door de Romeinen
in onze streken geïntroduceerd.
Andersom werkte dit ook. De Romeinen leerden van de noorderlingen rundvlees en zwijnenvlees - de ham uit Belgica
was wereldberoemd - eten. Het inheemse bier bleef een barbaars bijsmaakje hebben voor de wijnminnende Romeinen.
Net als tegenwoordig werd gekookt op een fornuis in een keuken. Gewone huizen hadden een keuken op de binnenplaats
onder een afdak of in een kleine ruimte met een raam erin. Dit raam was nodig voor de afvoer van de rook van de
houtgestookte ovens. Ook het houtvuur op de focus - een fornuis van leem of cement - veroorzaakte de nodige
rookwolken. Op een metalen driepoot of een rooster stonden de pannen waarin werd gekookt. Aan kookgerei hadden
de Romeinen bijna alles wat ook in een moderne keuken thuishoort. Zij kenden al diverse messen, soeplepels, zeven,
raspen, kaasschaven, notenkrakers en allerlei pannen en potten.
Een veelgebruikt gereedschap was de vijzel. Groenten en kruiden werden vaak fijngewreven en als puree opgediend
of in een meer of minder ingewikkeld recept verwerkt. Ook wrijfschalen - een soort platte vijzel - werden veel gebruikt.
Deze konden een flinke omvang hebben, zodat er ook een stamppot voor een hele huishouding in paste.
Het gebruik was te vergelijken met een moderne keukenmachine of mixer. Verschillende soorten pannen en ketels waren bekend.
Zo was er bijvoorbeeld de pultarius, die bestemd was voor het nationale Romeinse gerecht: puls. Puls,
volksvoedsel nummer één, werd bereid van veel graan met vocht en gevuld met peulen, allerlei groenten,
kruiden en soms vlees. Het gerecht werd gestoofd, en is vergelijkbaar met risotto. Maar dan werd in plaats
van rijst een graansoort gebruikt.
De populariteit van puls verminderde met de opkomst van brood. Een ander populair gerecht was libum.
Dit was een soort kaasbrood, dat zoet met veel honing overgoten of hartig met verse kruiden werd gegeten.
Keukens waren overigens in de grootsteedse appartementencomplexen verboden. Wie daar woonde, kocht
zijn eten op straat bij een van de vele eetgelegenheden. In een stad als Rome was het voor een groot deel van
de bevolking normaal om 'fastfood' te eten.
Smaakmakers waren (wijn)azijn, zout, pekel, garum (gefermenteerde vispasta), honing, stroop, fruitpasta en heel
veel verschillende kruiden. De smaak van de oude Romeinen was anders dan die van tegenwoordig. Romeinen
gebruikten veel meer peper en zware sauzen dan nu. Dat heeft ook te maken met de houdbaarheid van gerechten:
gekruide en gezouten ingrediënten zijn langer houdbaar. In de oudheid waren er geen vriezers en koelkasten.
Wel werd groente ingemaakt, werden vruchten, vlees en kruiden gedroogd en werd vis gezouten.
Voor de elite gold ook nog: kip hoefde niet naar kip en vis niet naar vis te smaken, dat vonden de Romeinen niet nodig.
En een kippenpaté in de vorm van een vis of een wegvliegende duif na het opensnijden van een speenvarken was pas
echt een hoogtepunt tijdens het aanliggen aan een diner. Hoe groter de verrassing, hoe leuker een gerecht.
Het Romeinse Rijk heeft een goede duizend jaar bestaan. Natuurlijk is de kookkunst in de loop van de eeuwen veranderd.
De Romeinen hadden oorspronkelijk een heel eenvoudige keuken. Vooral graanproducten, peulvruchten en groenten
stonden op het menu. De Etrusken, het buurvolk van de Romeinen, lagen aan tafel - mogelijk een van oorsprong
nomadische gewoonte -, dronken wijn en hadden allerlei geavanceerde keukentechnieken. Dat en gespecialiseerd
keukengerei en technieken als grillen, roosteren en brood bakken in een oven, namen de Romeinen in hun kookkunst op.
Uit de veroverde gebieden rond de Middellandse Zee kwamen veel Noord-Afrikaanse gerechten. Van de Grieken namen
de Romeinen een verfijnde keuken over met veel oosterse kruiden. En tenslotte kwam uit een verre uithoek van het
Romeinse Imperium -Belgica- een beroemde ham... MMMMMMM.