Materiaal: brons.
Hoogte: 30 mm.
Lengte item: 55mm.
Fallus stand: 'swinters.
Amuletten zijn voorwerpen waaraan in het volksgeloof bovennatuurlijke en kwaadafwerende kracht wordt toegeschreven.
Zij komen in vrijwel alle culturen voor. Een zeer bekend voorbeeld is de Egyptische scarabee.
De Romeinen droegen amuletten meestal als halssieraad, om zich te beschermen tegen kwade geesten,
demonen en tovenarij, maar in het bijzonder tegen het 'boze oog'. Vaak werden ze aan het tuig van de paarden
opgehangen. Ons woord amulet is rechtstreeks afgeleid van het Latijnse woord amuletum, hetgeen zoiets betekent
als kwaadafwerende macht.
Amuletten kunnen de gedaante hebben van een god of van het symbool van een god, van een dier of van een plant.
Ook edelstenen werden als amulet gedragen. Een aparte groep amuletten heeft de vorm van geslachtsorganen,
de fallus of de vulva. Ook deze amuletten dienden om boze demonen te weren. Vooral de fallus, meestal vergezeld
van kwaadafwerende gebaren, was zeer populair, zoals blijkt uit de vele exemplaren die bij opgravingen van Romeinse
nederzettingen voor de dag komen.
Het afgebeelde exemplaar is afkomstig uit de kunsthandel. Het zou volgens de handelaar in Nijmegen zijn gevonden.
Hoewel op veel plaatsen in Nederland, ook in Nijmegen, Romeinse amuletten zijn gevonden, moet de herkomst
van dit exemplaar toch van een vraagteken worden voorzien. De kunsthandelaars waren en zijn zich er maar al
te goed van bewust dat opgave van een 'gevestigde' vindplaats de waarde van het object aanzienlijk verhoogt.
De amulet bestaat uit een fallus, waaruit aan de bovenzijde een kopje oprijst van een man met baard.
Aan de achterzijde zit een oog vastgesoldeerd waarmee het stuk opgehangen kon worden. Gezien de
grootte van het oog zal het hier ongetwijfeld een amulet ter versiering van paardentuig betreffen.
1ste-3de eeuw n.Chr., h. 4,8 cm.