Romeinse lepel

Romeinse lepel

One Roman silverplated spoon in the middle.
approx.2th-4th Century.
On the right a 20th century bronze spoon.

Twee fragmenten Nederlands-Romeinse periode lepels. De middelste, de verzilverde, noemde
men de Couchlearia. Op de foto de meest rechtse is er een van de 20e eeuw.
Periode: De linkse lepels 2e-4e eeuw.

Zilveren lepel uit Bocholtz is een soortgelijke match met die van hierboven maar dan zonder inscriptie.

Bij het onderzoeken van één van de blokken grond met glas kwam dit zilveren lepeltje te voorschijn. Het lepeltje is nog in perfecte staat. De steel is 14 cm lang en het bakje heeft een diameter van 2,5 cm. De binnenzijde van het bakje is versierd met een langs de rand lopende groef. Op de achterzijde is rechts van de aanzet van de steel de letter R ingekrast. De R is lang en smal en de rechterpoot is omgebogen tot een horizontale streep. Deze inscriptie is een uniek en zeldzaam element. Het zou een initiaal kunnen zijn van de eigenaar van deze lepel en dus van de man die in de askist begraven is.

romeinse lepel

Dit type lepel werd door de Romeinen cochlear genoemd en had hoofdzakelijk een functie als eetlepel. Kenmerkend voor dit type lepel zijn de spits toelopende steel en het, in verhouding tot de steel, kleine bakje. Cochlearia werden gebruikt voor het eten van eieren, zoetigheden en mogelijk ook voor het nuttigen van slakken en schelpen, die men met de spitse kant opende en uitlepelde. Vanwege de kleine omvang van het bakje wordt de cochlear ook wel als toiletartikel of medicinaal gereedschap geïnterpreteerd; bijvoorbeeld voor het opbrengen van make-up of het bereiden en gebruiken van medicijnen. Deze functie valt niet uit te sluiten, maar het staat vast deze lepel in de eerste plaats voor het nuttigen van voedsel bestemd was. De vondst van het Bocholtze lepeltje tussen het glazen servies geeft aan dat dit exemplaar in ieder geval als eetlepel geïnterpreteerd moet worden.

Cochlearia werden meestal van been of ijzer gemaakt. Zilveren exemplaren zijn veel zeldzamer. Op grond van parallellen kan de lepel uit Bocholtz in de tweede eeuw gedateerd worden.







 Terug