Romeinse Voorwerpen

Romeinse pootjes van (kook) potten.

A few Roman bronze cooking vessel legs for example the one in the middle.
The rest early age and late bronze feet the late ones are the ones that have big feet the early one's are without big feet.
Different sizes.
Periods: 50BC - 4th - 8th - 14th - 15th - 17th century.

Een paar verschillende Nederlands-Romeinse tijdse bronzen poten die alle afkomstig zijn van een bronzen kookpot (vessel). De middelste is van Romeinse makelij de rechtlopige zijn ook van een oude makelarij de anderen met de bredere poten zijn jonger en ongeveer 14-15-17e eeuws.

De Romeinse bronzen kookpot - poten circa 50 BC.- 4e eeuws.
De bronzen inheemse ronde strakke poten circa 4e-8e eeuw AD.
De met brede half ronden bronzen poten circa 14e-15e-17e eeuws.
Afmetingen van de bronzen onderpoten zijn variabel.

DEEL III ONDER DE WAPENEN BIJ DE ROMEINEN

De straffen...

Er zijn verschillende straffen voor muiterij en andere vormen van ongehoorzaamheid. We kunnen deze straffen onderverdelen in collectieve en individuele straffen. Vaak zijn deze straffen bestemd voor gebruik bij bepaalde vormen van ongehoorzaamheid.

Collectieve straffen

Een eerste collectieve straf die men kan krijgen, is uitsluiting uit de castra. De gestrafte centuria, manipel, cohors moest buiten de castra overnachten. Dit is niet enkel oncomfortabel en onveiliger maar geldt bovendien als een grote schande. Een drastischere collectieve straf is de eerder vermelde decimatio, waarbij iedere tiende soldaat wordt gedood. Dit kwam echter niet vaak voor.

Individuele straffen

Er zijn verscheidene individuele straffen voor de ongehoorzame miles. Zo kan men een boete of oneervol ontslag krijgen, waardoor men zijn pensioen misliep. Ook kan men slaag krijgen met de staf van de centurio. Berucht is het voorval van Cedo Alteram (Geef me er nog een!), de bijnaam van een zekere centurio Lucilius die graag zijn staf op de rug van een soldaat kapot sloeg en dan luidkeels om een andere staf riep. Ook geseling en onthoofding kunnen toegepast worden. Een miles die van een vergrijp wordt beticht, wordt op de rostra voor het tribunaal gesleept. Al naar gelang het oordeel van de milites, wordt de gevangene vrijgelaten of door zijn rechters gedood.

De milites en de grote politiek

Aan het begin van de Julisch-Claudische dynastie zijn de milites zich nog relatief onbewust van hun politieke belang in de militaire Junta die Rome inmiddels geworden is. De eisen die zij stellen na de dood van Augustus, hebben uitsluitend betrekking op hun eigen situatie. Men eist ontslag voor veteranen, loonsverhoging, tegemoetkoming voor het afkopen van corveediensten en een einde aan de treiterijen en mishandelingen door centurio's. De dood van Gaius (Caligula) en het aantreden van Claudius is echter een ommekeer, voor de eerste keer wordt een princeps door militairen aan de macht geholpen. Tacitus merkt onverholen op dat Claudius de eerste is die zijn principaat gekocht heeft door een groot donativum te beloven. In 68, na de dood van Nero en het einde van de Julisch-Claudische dynastie, zijn het de legioenen die Verginius Rufus, Galba en Vitellius de titel Augustus aanbieden. De Praetoriaanse garde, die onder Seianus en Macro de smaak al te pakken heeft gekregen, verkiest Otho. Ook als veterani spelen de milites een rol in de grote politiek. Door veteranen in kolonies, zoals b.v. Colonia Agrippinensis (Keulen), maar ook Puteoli (Pozzuoli) onder Nero en Camulodunum Colchester onder Claudius, bij elkaar te brengen tracht men gebieden geforceerd te romaniseren, om zodoende het omringende land te pacificeren. Dit is echter niet altijd succesvol. In Britannia worden de kolonisten, uit haat vanwege hun arrogantie, door Keltische opstandelingen onder de Iceense koningin Boudicca vermoord.

Plaats in de samenleving

De soldaat heeft een aparte plaats in de Romeinse samenleving, want hij verblijft bijna heel zijn diensttijd in de castra waar zijn [legioen] zich bevindt, krijgt degelijk en gevarieerd eten en daarbovenop een royale vergoeding van 225 denarii per jaar. Hoewel de gregarius miles zich onder aan de hiërarchische ladder bevindt, kan hij deze bestijgen mits hij geduld heeft. Voor de kleinste onderscheiding van principalis moet hij immers al zeven jaren dienst erop hebben zitten en om het tot centurio te schoppen moet hij zelfs vijftien jaren wachten. Het aanzien dat men dan verwerft, is dan wel groot. Zelfs al voor deze immunis of principalis. Toch wil dit niet zeggen dat de soldaten niet mondig zijn. Ze hebben verschillende rechten naast hun plichten en laten die dan ook gelden.

Het thuisfront

Zoals soldaten in alle tijden, schrijven de milites naar huis. Ergens in de tweede eeuw na Christus schrijft de van oorsprong Egyptische vlootsoldaat Appolinarius aan zijn moeder in Egypte: Apollinarius aan Taesis, zijn moeder en vrouwe (domina), hartelijk gegroet!
Voor alles bid ik voor je gezondheid. Met mij gaat alles goed en ik breng hier offers aan de goden. Ik wil je laten weten, moeder, dat ik in goede gezondheid in Rome ben gearriveerd op de 20e dag van de maand Pachon [=25 mei], en dat ik in Misenum ben gestationeerd maar ik de naam van mijn centuria nog niet ken, want ik ben nog niet naar Misenum vertrokken bij het schrijven van deze brief. Ik smeek je, moeder, pas goed op jezelf en maak je om mij geen zorgen, want ik ben goed terecht gekomen. Schrijf me alsjeblieft over je welzijn en dat van mijn broers en de rest van de familie en telkens als ik een boodschapper vindt, zal ik jou schrijven. Ik zal nooit treuzelen met je te schrijven. Hartelijke groeten aan mijn broers, Appolinarius en zijn kinderen en Karalas en zijn kinderen. Ik groet Ptolemaeus en Ptolemaïs en haar kinderen en Heraclous en haar kinderen. Ik groet allen die van je houden, elk bij naam. Ik bid voor je gezondheid. Bezorgen te Karanis bij Taesis, van haar zoon Appolinarius uit Misenum.







 Terug