la tene trompet fibula

Voorwerp: Latène - Trompet Fibula.

Periode: 100 B.C.- 50 A.D.

Latène met een Trompet - Luric Keltische fibula.
Matriaal: Brons.
Totale lengte :55 mm.
Waarschijnlijk 100 B.C.--50 A.D.


Latène one Bronze trumpet - Luric Keltic Brooche.
The size: 55 mm.
About 100 B.C.- 50 A.D.
Trumpet form
Circa AD 45- 2nd century

This trumpet brooch is named after the shape of its head which looks like a trumpet and is one of the best known brooch forms of the Romano-British period with the peak of production in the early 2nd century AD. The finest of these brooches were made of silver, sometimes gilt and they were normally worn in pairs. Surprisingly they are rarely found outside of Britain.

The earlier versions have simple waist-knobs with later versions having a waist-knob set between opposing acanthus leaves. These brooches were common in military areas especially in the north in the first half of the 2nd century.

De Latène periode:

Latène is een dorp nabij het Meer van Neuchâtel ook Lac du Neuchâtel genoemd, een meer in Zwitserland Het is dé archeologische site voor de late ijzertijd periode van La Tène, ook als "Latène" of "La-Tène" gespeld.

In 1857 was door langdurige droogte het waterpeil van het meer ongeveer 2 m gedaald. H. Kopp, die op zoek was naar antiquiteiten voor kolonel F. Schwab, ontdekte bij het meest noorderlijke punt van het meer, tussen de rivier Zihl en een punt ten zuiden van het dorp Marin-Epagnier verscheidene rijen van houten palen waarvan nog steeds ongeveer 50 cm in het water staken. Tussen deze palen vond Kopp ongeveer veertig ijzeren zwaarden.

De Zwitserse archeoloog Ferdinand Keller publiceerde zijn vondsten in 1868 in zijn invloedrijke eerste verslag over de Zwitserse paalwoningen(Pfahlbaubericht). In 1863 interpreteerde hij ze als overblijfselen van een Keltische paaldorp. Eduard Desor, een geoloog uit Neuchâtel, begon kort daarop opgravingen aan de meerkust. Hij interpreteerde de site als een wapenzaal, opgericht op palen boven het meer en later vernietigd bij een vijandige aanval.

Met de eerste systematische daling van de Zwitserse meren van 1868 tot 1883, kwam de site volledig droog te liggen. In 1880 legde E. Vouga, een leraar uit 1863 MarinEpagnier, de houten overblijfselen van twee bruggen (Pont Desor en Pont Vouga) die oorspronkelijk 100 m lang waren en de overblijfselen van vijf huizen aan de kust bloot. Nadat Vouga zijn werken had beëindigd, begon F. Borel, curator van het Marin museum, ook aan opgravingen. In 1885 vroeg het kanton aan de Société d`Histoire van Neuchâtel om de opgravingen voort te zetten, waarvan de resultaten door Vouga datzelfde jaar nog werden gepubliceerd.

La Tène gebied

Het oranje gebied toont het gebied waar de La Tène-periode vermoedelijk begon.

In het totaal werden er meer dan 2500, vooral metalen, objecten opgegraven in La Tène. Vooral wapens werden gevonden, waaronder 166 zwaarden (de meesten zonder sporen van slijtage), 270 lanspunten en 22 schildknoppen, tezamen met 385 broches, werktuigen en wagenonderdelen. Talrijke menselijke en dierlijke resten werden teruggevonden.

Er zijn verscheidene interpretaties van de site. Sommige geleerden geloven dat de brug werd vernietigd door hoog water, terwijl andere de site beschouwen als een offerplaats voor succesvolle veldslagen (er zijn bijna geen vrouwelijke sierstukken). De oorsprong van de La Tène-periode is ook omstreden: het zou ergens ten noorden van de Alpen tussen de Marne en de bovenloop van de Donau hebben gelegen.







 Terug